MOB-versie | Naar grote versie



lend, borrow

De woorden lend en borrow zijn in het Nederlands allebei lenen. Wanneer gebruik je nou lend en wanneer gebruik je borrow?

 

Lend

Lend = uitlenen:

  • I will lend you my car for the weekend.
    (Ik leen je dit weekend mijn auto.)
     
  • I will lend you the money as long as I get it back next week.
    (Ik zal je het geld lenen als ik het volgende week weer terugkrijg.)

Borrow

Borrow = te leen vragen:

  • Can I borrow your pen for a second?
    (Mag ik je pen even lenen?)
     
  • I've borrowed some money from the bank.
    (Ik heb geld van de bank geleend.)
     





Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  

Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Noordhoff Uitgevers